2007-2 Australië, Tasmanië
Tasmanie I.
Eenvoudig is het niet om aan boord te komen van de “Spirit of Tasmania” , de veerboot die ons naar Tasmanie moet brengen vannacht. Nauwelijks parkeer gelegenheid aan de haven, we moeten bij een parkeermeter gaan staan waar je maar 2 uur mag staan. Omdat we erg vroeg zijn ga ik een eindje rondwandelen op zoek naar een beter plaatsje voor een langere tijd. Als ik na 5 minuten terug ben bij de camper zit er een bon op, leuk begin.De Ferry is een geweldig mooie boot en vermoedelijk nog niet zo oud, we hebben een leuke hut. Nadat we wat hebben gegeten en een praatje hebben gemaakt met wat mensen in de bar duiken we de kooi in voor een welverdiende nachtrust, morgen vroeg om zeven uur zullen we aankomen in Devonport.
naschrift: ik had de politie een protestbrief geschreven over de parkeerbon, toen we weer terug waren in Nederland kreeg ik een melding dat de bekeuring werd geannuleerd. Leuk berichtje.
Devonport.
Als we de mersey river opvaren ga ik aan dek om wat foto’s te maken en spreek met Gep af terug te komen in de hut. Voordat we aanmeren wordt er omgeroepen dat we naar het auto deck moeten gaan. Ik terug naar de hut, maar m’n vogeltje is gevlogen. Dan maar naar de auto op deck 3, maar wie daar ook allemaal rondlopen, geen Gepke. Als een van de eersten moet ik de wal op dus geen tijd om te gaan zoeken. We zijn elkaar kennelijk mis gelopen en zij weet niet welk deck ze moet zijn. Achteraf heeft ze mij om laten roepen door de intercom maar dat heb ik niet gehoord omdat ik al in de wagen zat. Zelfs hoorde ik het niet toen ze zelf achter de microfoon kroop en omriep “Joop Cley, je vrouw staat hier te wachten” de omstanders hadden grote pret en hielden haar met veel plezier voor de gek. “Hij doet dat expres, hij wil van je af” en “je blijft hier alleen achter,” waar Gep op reageerde met “hebben jullie dan een baantje voor mij?”
Uiteindelijk werd ze door een behulpzame dame aan wal gebracht, waar ik al met de motorhome op haar stond te wachten.
Penguin.
Nee, niet dat beestje maar een dorpje met die naam is de eerste bestemming waar we heen rijden. We hebben gehoord dat daar een leuk weekend marktje is en inderdaad na wat rond vragen komen we bij een kleine overdekt rommelmarkt terecht, een boek van Peter Benchly en een VHS band van een heli vlucht over de Kakadu is onze buit. Veel meer kunnen we trouwens ook niet kopen want het moet straks allemaal in de koffer. Er is hier een dwerg pinguïn kolonie te bekijken, maar dan moet je ‘s morgens vroeg zijn. Dat zijn we niet, dus we nemen maar genoegen met de uitingen van de commercie, die in allerlei varianten gebruik maakt van de naam van dit dorp.
Leven Valley.
De B17 voert het binnenland in door de schilderachtige Leven Valley en de Gunns Plains. De bergen worden steeds hoger en dus de dalen dieper. Bossen afgewisseld met weilanden en bouwland en hier en daar een huisje of een boerderij met een kleurige bloementuin er omheen. Wat ons hier op Tasmanie direct opvalt is de grote bloemen pracht. Niet alleen in de tuinen maar ook gewoon langs de openbare weg zien we rijk bloeiende perken. Ook hier en daar een dood beest op de weg, een wallaby , wombat of vosje je kunt het lang niet altijd goed zien zo plat zijn ze. De parkeerplaats bij de entree van de Canyon is nog geheel leeg als we er aan komen. Maar het duurt niet lang of daar horen we een geronk in de verte wat steeds dichterbij komt. En, ja hoor daar komt de eerste Mini Cooper om de hoek scheuren gevolgd door nog zestien stuks. We zijn op een gegeven moment geheel omringd door Mini’s in alle kleuren. Het zijn allemaal oudjes op 1 na, dat is er een van 2 jaar oud. Met de eigenaar daarvan knoop ik een gesprek aan omdat wij zelf met de gedachte spelen na onze vakantie een dergelijke auto te gaan kopen. Wat blijkt, het is een Nederlands echtpaar die hier in hun jeugd heen zijn geëmigreerd. Het klikt en al gauw zitten ze bij ons in de camper te koffie drinken. We lopen nog samen naar de “lookout” waarna we afscheid nemen van Adri & Aafke Mol. Maar we moeten beloven dat we voordat we weer op de ferry stappen een dagje bij hun langs komen, ze wonen namelijk in Devonport vlakbij de haven.
De wandeling naar de “lookout” was maar 430 meter waar we niet echt tevreden mee waren. Een ander wandelpad, dat vanaf de parkeerplaats naar de canyon gaan wij vervolgens verkennen. Het sintel pad loopt zeer steil enige honderden meters naar beneden, oppassen dat je niet slipt is het motto dus. We lopen hier door het eeuwenoud regen woud, ferntree’s, eucalyptussen staan hier dicht bij- en op elkaar. Bomen van enige honderden jaren oud zijn over het pad heen gevallen, er is gewoon een stuk tussen uit gezaagd zodat je er tussen door kunt lopen. Andere planten zoals Ferntree’s groeien dan weer op die enorme stammen, dit is echt een oerwoud zoals je je dat voorstelt. Volgens de gegevens op de plattegrond loopt het pad dood, maar dat klopt niet want benden aangekomen blijkt er een trap weer naar boven te gaan dat weer bij de “lookout” uit komt. Ook deze trap gaat uiteraard weer steil omhoog en het bestaat uit maar liefs 689 treden. Een hele kluif dus maar we zijn toch tevreden dat we gok hebben genomen, goed voor de kuit spieren en voor onze nachtrust.
Emu Valley Rhododendron Garden.
Dit 13 hectare grote park is prachtig aangelegd in de heuvels en er zijn meer dan 18.000 planten aangeplant uit Azie, noord Amerika en Europa. De meeste struiken zijn rhododendrons. Het word geheel door vrijwilligers gerund en in de vijvers die op verschillende niveau’s zijn aangelegd moeten ook Platyphussen voor komen, wij zien ze echter niet hoe goed we ook ons best doen.
19 november.
Table Cape.
Bij Wynyard slaan we de zijweg in naar Table Cape. Op deze Cape rijden we tussen de (uitebloeide) tulpen velden door. Miljoenen tulpebollen worden hiervandaan naar Nederland geëxporteerd elk jaar. Het zou een prachtig mooi uitzicht moeten zijn vanaf deze kaap, ware het niet dat we hierboven in een donkere wolk verzeild raken. Ik kijk wel over de rand naar beneden, hoor de zee ruisen, maar zien doe ik het water niet.
Arthur River.
Onderweg naar Arthur River wordt de natuur steeds ruiger, we zien weer vele lijkjes op de weg, maar ook zagen we een levend beest aan de kant van de weg staan. Wij stoppen en gauw terug gelopen om te kijken wat het was. Het bleek een Echidna te zijn. Een miereneter. Het arme beestje schrok nogal van ons en probeerde zich onzichtbaar te maken door verwoede pogingen te doen zich in te graven in de grond onder een struik. Dit lukte niet erg omdat de grond uit grind bestond. In een klein winkeltje informeerde ik naar de toestand van de weg richting South Arthur forest. Gelukkige ingeving want het bleek dat de brug over de Arthur river bij Tayetas in augustus was ingestort. We zijn toen maar weer terug gereden naar Stanley waar we een Camping wisten te vinden in het dorp.
Stanley.
Stanley is een kleine vissersplaats met een hele lange historie. Het ligt aan de voet van “the Nut” een 143 m hoge massief dat in de Bass street uitsteekt. Er word hier voornamelijk op Lobster gevist. In het winkeltje waar allerlei soorten vis worden verkocht maak ik een praatje met een medewerker die me veel over de lobsters kan vertellen. In grote bakken zie ik levende vis en lobsters, hij haalt er een voor mij uit voor een foto.
20 november.
Cradle Mountain.
Cradle Country is een enorm groot natuurgebied. Het is het beroemdste natuurgebied van Tasmanie met uitgestrekte heidevelden, schitterende berggezichten, en uitstekende wandelpaden. Wombats, mierenegels en wallabies hebben hier een mooi leven. We rijden aan de noordkant naar het Cradle Visitor centre. We kunnen nog verder naar het Dove Lake, maar dat word ons afgeraden omdat de weg erg smal is met passing places. Maar op vertoon van onze op de ferry gekochte pas voor alle natuur parken in Tasmanie mogen we gratis gebruik maen van de Shuttle bus naar het meer. Dit busje rijd om de 15 minuten heen en weer vanaf het visitorcentre naar Snake Hill, Ronny Creek en Dove Lake. Wij stappen in en laten ons rijden naar de laatste stop, Dove Lae. Om dit meer is een uitstekende Boardwalk aangelegd met een lengte van ongeveer 6 km. Op de vlakke stukken gravel pad maar door het bos zijn houten paden en trappen aangebraht, dus het is een op zich zelf eenvoudige wandeling die we met erg veel genoegen helemaal uitlopen. We doen er 2 uur over en rijden met de bus weer terug naar de camping die tegenover het visitor centre in het bos is aangelegd. Er is nog net 1 plaatsje voor ons vrij dus we boffen. Het is een echte bush camping, allemaal kleine inhammetjes in het bos waar net een caravan, tent of camper in past. Vlak bij de camper scharrelt een schuwe Echidna tussen de struiken als we naderbij komen kruipt hij gauw weg. Tegen achten als het donker begint te worden wandel ik wat op de camping rond met een plakje brood een zaklantaarn en m’n camera.en ja hoor hier en daar zie ik een wallaby, ik kan ze tot op een halve meter benaderen als ik ze met wat stukjes brood voer. Op papier mag dat niet, maar de camping chef had het mij toch aanbevolen. Grappig hoe sommige van die kleine beestjes ook nog een jong in hun buidel meedragen. Af en toe komt er zo’n klein kopje nieuwsgierig naar buiten gluren.deze diertjes zijn mensen gewend en zijn dan ook helemaal niet schuw, anders was dat met de Wombat die we vanmiddag vanuit de bus zagen aan de kant van de weg, toen we stopten verborg hij gauw z’n dikke kop achter een steen.Op tijd stonden we vanmorgen alweer te wachten op shuttle bus, uiteindelijk zat de bus bijna halfvol met Nederlanders. We lieten ons nu afzetten bij Ronny Creek en samen met een Nederlandse 76 jarige dame die drie week rondreist met haar nicht wandelen we door het keteldal naar Waldheim. Dit is een berghut die door een Oostenrijker Weindorfer is gebouwd. Hij kwam hier in 1900 in Tasmanie aan en heeft een groot gedeelte van zijn verdere leven hier in dit huis gewoond. Het is geheel opgebouwd uit materialen uit het bos en het is heel aardig om de omstandigheden waaronder hij hier woonde samen met z’n vrouw, te bekijken. De badkamer bestaat uit een houten hut dat boven een kleine beek is gebouwd, een koude douche dus.Voor de terug weg namen we de boardwalk van Ronny Creek naar Snake Hill waar we de shuttlebus weer namen, terug naar de camping.Deze wandeling is betoverend mooi door het prachtige dal langs de rivier.We hebben deze twee dagen dus heel wat afgewandeld en we waren van mening dat we een middag rust op de camping wel hadden verdiend. Onder een heerlijk zonnetje en zonder plagende vliegen die ons onze slaap in de luie stoelen stoorden.O ja, duizenden keutels van wombats zagen we langs ons wandelpad liggen, maar de beestjes zelf hebben we niet gezien.
21 november.
Zeehan.
Toen Abel Tasman in 1642 Tasmanie voor het eerst in zicht kreeg, zag hij hier twee bergen. Deze bergen werden later door de ontdekkingsreizigers Bass en Flinders, de Mt. Heemskirk en Mt Zeehan genoemd, naar de namen van de twee schepen van Tasman. Het kleine mijn stadje werd daar weer naar genoemd. De tin mijn is reeds in 1960 gesloten maar er is nog een prachtig mooi museum “the Coast Pioneers Memorial Museum”. We dwalen er een paar uur rond. Niet alleen gaat het over de mijn maar ook over de gehele ontwikkeling van dit gebied, de visvangst, de houthakkers en de spoorwegen. Daarnaast is er een geweldige verzameling mineralen van de “School of Mines & Metallurgy”
Strahan.
Als we vanuit Zeehan richting Strahan rijden, zien we langs de kust de hoge Henty duinen. Soms wel dertig meter hoog en van sommige kan je met een surfboard naar beneden glijden, een heel spektakel.Strahan is een toeristisch centrum geworden, terwijl het vroeger een haven was waar voornamelijk de tin- en kopererts werd geladen uit de mijnen in het binnenland. Maar ook was het de haven waar vandaan het hout van de Huan Pine werd verscheept. Er worden vanuit deze haven cruises ondernomen over de grote binnenzee, Macquarie Harbour, naar de Gordon River en Sarah Island.
Sarah Island.
Sarah Island is in de Macquarie Harbour gelegen. Het is een historische site want de Engelsen hebben hier in 1822 een van hun ergste straf kampen gevestigd. De eerste groep gevangen bestond uit 66 mannen en 8 vrouwen en een aantal soldaten voor de bewaking. De toestand was het eerste jaar erbarmelijk. Het eiland, met een omtrek van ca. 3 kilometer werd geheel kaal gekapt. En vervolgens werden er onderkomens gebouwd voor de soldaten de commandant de staf en daarna pas voor de gevangenen. De vrouwen werden de eerste paar maanden ondergebracht op een klein eilandje 700 meter verderop. Het was niet meer dan een kale rots en een klein strandje met een omvang van ca. 30 meter. Het was de opzet om hier de ergste misdadigers met geweld en harde discipline onder de duim te houden, zero tolerance dus. Als je de beschrijvingen leest dan moet dat hier een hel zijn geweest letterlijk en figuurlijk een duivels eiland dus.
Er is niet veel terug te vinden van de gebouwen. Nadat de strafkolonie in 1833 werd gesloten is er niet veel meer met de gebouwen gebeurt. Je ziet hier en daar nog brokstukken van huizen liggen, een bakkerij, de gevangenis voor eenzame opsluiting,
Huon Pine.
Op onze wandeling door de het oerwoud waar de Gordon River doorheen stroomt zagen we nog een aantal Huon Tree’s. Deze bomen zijn nu beschermt en mogen onder geen beding meer worden gekapt. Vroeger waren ze ontzettend gewild omdat het hout van de boom zo doordrongen is van een soort olie dat het haast niet rot en de insecten en wormen er ook geen vat op kregen. Hierdoor waren ze erg gewild voor het bouwen van zeilschepen. Het is een zeer traag groeiende boom, we zagen er een die een 7 cm dik was maar tussen de 80 en 100 jaar oud zou zijn.
Er zijn bomen gevonden die tussen de 3 en 4 duizend jaar oud zijn. Vaak zien we stammen van omgevallen bomen van meer dan een meter doorsnee in het woud liggen die totaal overwoekerd en nauwelijks herkenbaar zijn. Toch zijn er van die stammen, die daar al enige honderden jaren liggen, naar de zagerij vervoerd, toen bleek dat het hout nog volkomen gaaf was. In Strahan is nu nog een Sawmill die alleen maar hout van omgevallen bomen en stronken die de vroegere houthakkers hebben achtergelaten, verwerkt tot prachtige voorwerpen. Het houtsnijwerk en de prachtige ruwe tafels die daar worden gemaakt zijn tentoongesteld en worden verkocht in de grote winkel bij de zagerij. Die zagerij is dus nog steeds in werking en zelfs het afval hout, hoe klein ook, word verkocht aan de toeristen.
Tasmanie II.
Derwent bridge.
Vanuit strahan rijden we na de boottocht direct door naar Queenstown, waar we een camping opzoeken. De volgende dag rijden we door naar Derwent Bridge. En slaan af naar Lake St Claire. Hier vinden we een leuke bush camping aan het water. Dit is het eindpunt van de “Overland Track” die begint in de Cradle Valley. Dit is een van de mooiste wandelingen van Australie. Je loopt in 6 dagen van hut naar hut door de prachtige natuur. Wij maken nog een leuke avond wandeling langs het meer naar een punt waar in de schemering Platypusen zijn te zien. Het is een wandeling van een uurtje maar als we op het uitzicht punt boven de rivier aankomen, die hier in het meer stroomt, is er weinig te zien. We blijven toch hardnekkig naar het water turen en we verbeelden ons dat een zwarte schim op zo’n honderd meter afstand te zien is de rug van zo’n beestje moet zijn. Aan de plaatjes op het informatiebord is te zien dat we inderdaad een platypus hebben gesignaleerd. Indrukwekkend is het niet, maar het zei zo!
Wallabies zien we genoeg op de terugweg, maar daar zijn we inmiddels al wel aan gewend.
1 december
The Wall.
Even buiten Derwent Bridge heeft de kunstenaar Greg Duncan z’n atelier. “The Wall in the Wilderness” Hij is hier bezig met het beeldhouwen in hout. Op panelen van 3 meter hoog en 60 centimeter breed beeld hij een deel van de geschiedenis van Tasmanie uit. Figuren van houthakkers, paarden, honden en veel voorwerpen zijn zo levensecht uitgesneden dat ze zo van de wand zouden kunnen stappen.
Ook veel losse ornamenten zijn zeer levens echt uitgebeeld. Houten jassen die aan de kapstok hangen, handschoenen die over een stuk gereedschap is gedrapeerd, maar ook in brons gegoten dieren. De wal zal uiteindelijk 100 meter lang worden, hij denkt daar nog 7 jaar voor nodig te hebben. Aan een enkel paneel werkt hij ongeveer 6 tot 10 weken.
Het was echt de moeite waard om hier een uurtje rond te lopen.
Hobart.
Een moderne stad aan de Derwent River. We wandelen er wat rond in de winkelstraten langs de haven en bekijken op de Salamanca Place het mooie monument dat daar ter ere van Abel Tasman is opgericht. Het bestaat uit een aantal in brons gegoten kunstwerken. Een levensgroot beeld van Abel zelf natuurlijk, met een wereldbol in z’n hand. Z’n twee schepen de Heemskerk en Zeehaen en een aantal plaquettes met informatie over z’n ontdekkingen. Ook een die door Koningin Beatrix is onthuld. En boven dit alles wapperen 2 Nederlandse vlaggen
Rondom de haven bekijken we nog een aantal historische gebouwen en haven kranen. Eten een fish and chips dat hier vanuit een aantal boten aan de kade wordt verkocht. We knabbelen dat lekker op in het zonnetje zittend op een bankje.
1 december
Tasman Peninsula.
Dit schiereiland zuidoostelijk van Hobart is verbonden met het vaste land door een nog geen honderd meter brede duinenrij, Eaglehawk Neck. Dit, en de afgelegen ligging en de ontelbare haaien in het omringende water maakte dat het een uitstekende plaats was om een gevangenis te bouwen. Midden op de landengte werd een deel van de duinen afgegraven en er werd een zogenaamde “Dog line” opgezet.
17 mastifs werden nop regelmatige afstand aan elkaar overlappende lijnen vast gelegd. Lantaarns werden opgesteld en een kleine groep soldaten hield de wacht. Er werden zelfs een paar honden op vlotten in het water opgesteld. Het was haast een onmogelijkheid om hier langs te komen als gevangene. Het is dan ook maar 1 groepje van 3 convicts gelukt om er langs te komen in de tijd dat de gevangenis heeft bestaan. Het schiereiland is verder wonderschoon, veel bos maar ook werd er op de weilanden veel vee en schapen gehouden. De kust is dan weer liefelijk met mooie stranden en dan weer met ruige rotswanden waarin de zee diepe kloven en grotten heeft uitgespoeld. Vlakbij Ealehawk Neck is een bijzondere rots formatie te zien, uitgesleten door de golven. “Tessellated Pavement”
Port Arthur.
Voor het bekijken van de gevangenen kolonie “Port Arthur” hebben we een hele dag nodig. Vanuit het prachtige visiters centre, waar een heel informatief museum aan verbonden is maken we eerst een rond wandeling met een gids, die ons veel over de omstandigheden verteld. Hierna maken we een rondvaart met een boot langs d kust en om een eilandje waar de doden werden begraven. Natijd hebben we op eigen houtje een rond wandeling gemaakt om alles nog eens goed te bekijken. Het is destijds nogal groots opgezet, maar na de sluiting is er veel in verval geraakt en afgebroken er is nu ongeveer nog 30 % van over. Veel bouwmaterialen zijn er weg gehaald en twee bosbranden hebben er ook veel vernield. Wat er nog staat zijn gerestaureerde ruïnes. Toch word er nu veel hersteld en de informatie borden geven een goed beeld van hoe het leven van de convicts hier tot een hel werd gemaakt door het wrede systeem. Gevangenen vanuit Engeland werden hier onder verschrikkelijke omstandigheden heen verscheept. Soms veroordeeld tot 7 jaar dwangarbeid voor het stelen van een zakdoek met een klein beetje geld. Ook het stelen van een brood of iets dergelijks kon al een verbanning opleveren van 10 jaar. Natuurlijk waren er ook veel echte criminelen veroordeeld, maar wat te denken van kinderen van nauwelijks 7 jaar die gelijk aan de volwassenen werden behandeld en hier even zware arbeid moesten verrichten. Voor vergrijpen hier in de gevangenis werden ook extra zware straffen uitgedeeld, werken in de kolen mijn of steengroeve. Maar ook maanden lange eenzame opsluiting in het gevangenis gebouw in kleine cellen van 1,3 bij 2 meter. Of in een cel met een meter dikke muren zonder ramen. Ze mochten hier geen geluid maken, onvoorstelbaar om daar enige weken in te zitten op water en brood, in het donker en geen enkel geluid dringt tot je door. Geen wonder dat sommige gevangenen daar krankzinnig werden.
2 december.
Salamanca Market.
Terug in Cambridge nemen we op zaterdag morgen het shuttlebusje naar Hobart. We gaan daar de bekende Salamanca Market bezoeken.
In de oude vissersbuurt aan de haven zijn in de oude gebouwen veel Galleries en cafeetjes onder gebracht. Het is hier steeds een gezellige boel, speciaal op zaterdag, dan word er een grote markt gehouden, groenten en fruit, eet tentjes maar vooral souvenirs en houtsnijwerk is hier de hoofdmoot. Het is er flink druk en er hangt een ontspannen en gemoedelijk sfeertje. Muzikanten op alle hoeken, in het park en rond de Abel Tasman fontein. Mensen liggen heerlijk in het gras hun fish and chips, broodjes en hele maaltijden Chinees te eten.
Freycinet National Park.
Onderweg naar dit mooie natuurpark kwamen we Langs een klein dorpje waar een “Country Fair” werd gehouden. En omdat we ne eenmaal van dat soort marktjes houden, stapte ik prompt op de rem. De plaatselijke welfare vereniging, de brandweer, de reddingsbrigade en schoolklassen doen hier hun uiterste best om wat geld in te zamelen door het verkopen van allerlei huisvlijt, fish and chips en homemade cake’s. En natuurlijk werd hier ook wedstrijden gehouden in het bijeendrijven van groepjes schapen met behulp van een herdershond.
Een aantal km na Swansea draaien we de weg in richting het Freycinet NP, dit was een verrassing zo mooi liggen de hagel witte beaches, omspoelt door de diep blauwe oceaan. Wanneer we onze eenvoudige camping oprijden steekt er net een grote zwarte tiger snake de weg over, vlakbij ons plekje. De camping ligt in het bos aan de Honeymoon bay, elke kavel is apart uitgespaard in het bos en velen hebben een eigen paadje naar het strand, heel intiem. Is dat de reden van de naam van de Bay? Als we een lange wandeling over het strand maken ontdekken we dat het werkelijk bezaaid is met grote Oester schelpen. Dan herinneren we ons het boek van Henri Charriere. “Papillon”.
Hij verteld hierin dat wanneer hij ontsnapt van Duivelseiland, terecht komt bij een indianenstam, hij leeft daar een tijdje met een vrouw die hem gestampte parels door het eten mengt. Dat blijkt namelijk zeer potentie verhogend te werken. Is dit misschien aanleiding voor de naam?
Wineglass Bay.
Een van de mooiste uitzichten van Tasmanie, is vanaf de lookout boven de “Wineglass Bay” deze prachtige baai aan de oostzijde van het Freycinet peninsula is alleen over zee danwel via een wandelpad over de pas tussen de Mt. Mayson en de Mt. Amos, te bereiken. Wij kiezen voor de wandelroute, alhoewel dit een zware klim betekend. Meer dan 600 steps naar boven toe, een prachtige wandeling, maar af en toe moeten we wel even stoppen om op adem te komen. Als we boven zijn moet het uitzicht adembenemend zijn ware het niet dat wij het niet treffen een zware zee mist hangt tussen de bergen en heel even zien we een glimp van het water. Heel jammer dus, de foto heb ik gescand van een folder. Toch zijn we heel erg blij deze wandeling te hebben gemaakt, meer dan 120.000 mensen maken elk jaar deze tocht. Het ruige landschap met de enorme rolstenen die her en der verspreid liggen maken dat je je heel klein voelt.
Legerwood.
Van de winkeljuffrouw van de supermarkt in Branxholm, kregen we de tip om eens in Legerwood te gaan kijken. Hier in dit minuscuul kleine dorpje heeft een kunstenaar een aantal bomen van hun kruin ontdaan en vervolgens in de stammen levensgrote afbeeldingen uitgehakt van in de eerste wereldoorlog gevallen soldaten die uit deze omgeving afkomstig waren. Allen zijn afgebeeld zoals ze hun voormalig beroep uitoefenden of hoe ze om het leven zijn gekomen. Het geheel is een indrukwekkend monument ter nagedachtenis aan deze gevallen soldaten.
4 december.
Tasmanië.
Tasmanië heeft een geweldige indruk op ons gemaakt, de prachtige natuur, elke bocht die we omsloegen bracht ons weer een nieuwe verrassing en we hebben wat bochten gedraaid daar. De vriendelijke mensen, iedereen wilde graag een praatje met ons maken, nooit hebben we ons eenzaam gevoeld. De dieren, wombats, walabies, fairy wrens, de mooi blauw zwarte zwaluwen, de cockatoo’s en kangoeroes, en niet te vergeten de slangen, steeds was het weer een verrassing als we zagen.
De historische plaatsen bracht ons echter in herinnering hoe dramatische de eerste jaren van dit mooie eiland zijn geweest. Toch zullen we, als we de gelegenheid krijgen hier eens terug komen, we hebben nog lang niet alles gezien.